Countdown 06- Björn Larsson

Countdown 06- Björn Larsson

A Chapter by Saskia Zumdick

Hoofdstuk 6:

Björn Larsson



03 Augustus, 2045

 

Krijgsgevangenis, Vaals

Nederland, Noordwest Unie

 

12:23 uur

‘Kapitein Carter?’ Een man in marineblauw uniform kwam zijn kamer binnen gelopen. Carter herkende het als een uniform van de Noordwest Unie, een officiers uniform wel te verstaan.

Carter kwam iets overeind in zijn bed. Zijn ene oog, dat gisteren nog dicht had gezeten kon hij nu open doen. Hij  bekeek de man die naar zijn bed toe liep aandachtig.

‘Ik kom u halen voor een gesprek.’ begon de man. Maar voor hij verder kon gaan werd hij door Carter onderbroken.

‘En wie bent u, als ik vragen mag?’ Het was wel duidelijk dat Carter niet met zich liet sollen, ook al was hij een gevangene.

Tot zijn verbazing grijnsde de officier. ‘Met alle respect, Kapitein.’ Hij sprak de titel spottend uit. ‘Maar u bevind zich niet in de positie om vragen te stellen.’

Er werd een rolstoel naar binnen gereden door een zuster en dokter Van Veen. De dokter keek achterdochtig naar de officier die naar Carters mening veel te blij leek met zichzelf.

Ze liep naar het bed toe om Carters polsen en linker enkel los te maken die aan het bed waren vast gebonden.

‘Wat gaat er gebeuren?’ vroeg de Kapitein bij het zien van het ongeruste gezicht van de dokter.

Ze schudde haar hoofd. ‘Ik heb geen idee. Maar de Generaal wil je spreken. Dus we moeten je gewassen en aangekleed op zijn kantoor krijgen.’

Lieke en de zuster hezen hem van het bed in de rolstoel. En Carter moest zichzelf ertoe zetten zijn been te bekijken (of wat er nog van over was). Frustratie deed zijn kaken opeen klemmen. Misschien had hij ergens gehoopt dat zijn voet er nog aan zou zitten?

Hij snoof ongemakkelijk toen ze hem naar de aanliggende badkamer reden. Aangezien hij zich niet zelf kon opfrissen zouden dokter Van Veen en die zuster dat moeten doen en daar zag hij flink tegenop.  Waar hij echter nog meer tegenop zag, was de pijn die daarmee gepaard ging.

‘Sorry Gareth. Maar dit kun je onmogelijk zelf.’ Lieke begon hem voorzichtig uit te kleden.

Het verband dat om verschillende plaatsen van zijn lichaam gewikkeld zat werd zichtbaar. Gaas en pleistertape bedekten de plaatsen waar hechtingen nodig waren geweest. Al kon Carter zien dat die niet regelmatig verschoond waren. Ergens verbaasde hem dat, maar hij was immers een gevangene, een krijgsgevangene niet te vergeten. Hij mocht blij zijn dat ze hem niet ter plekken hadden dood geschoten.

Lieke zag hem naar het verband kijken. Ze stuurde de zuster weg met een simpel handgebaar. ‘Ik wil je niet bang maken Gareth,’ fluisterde ze. ‘Maar wees op je hoede. Zoals je kunt zien doen ze niet zo heel veel moeite om je in leven te houden.’ Met een snelle beweging zette ze de d****e aan, zodat het geluid van het kletterende water hun gesprek onverstaanbaar maakte voor iedereen die van buitenaf wilde meeluisteren.

‘Waarom ben ik dan nog in leven?’ vroeg Carter, zijn kaken opeen klemmend terwijl Lieke hem uit de rolstoel in de douchestoel hees. Praten leek hem af te leiden van de plotselinge realisering dat hij naakt in een badkamer zat met een wildvreemde vrouw.

Lieke haalde de douchekop van de muur, zette die op een lage stand en begon met het zacht stromende water de niet gewonde delen van zijn lichaam af te spoelen.

‘Ik ben bang dat ik geen idee heb.’ zei ze.

Er viel een stilte tussen hen terwijl Lieke verder ging met wassen.

Carter merkte dat hij ietwat verward was, er was niet zo veel licht in zijn kamer en hij had lang geslapen. Hij had geen idee welke dag het was en hoe laat. Hij besloot het te vragen.

‘Drie augustus. Half één.’ antwoordde Lieke, die voorzichtig wat water in zijn haar liet lopen.

Carter fronste zijn wenkbrauwen. ‘Dan ben ik hier al…’ nadenken ging nog niet zo soepel door al de medicatie. ‘Bijna vier dagen.’

Meteen moest hij aan zijn familie denken, zijn moeder, vader, zusje, Darcey niet te vergeten. Darcey.

 

13:00 uur

Hij werd door een lange, eindeloos lijkende gang gereden. Hij droeg een grijze broek, die qua omvang goed paste maar waarvan de broekspijpen te kort waren (dat was voor één been tenminste) en een zwartblauwe trui die hem veel te groot was. Hij droeg er geen hemd onder, dus de veel te wijde hals van de trui verhulde een gedeelte van zijn borst dat beplakt was met gaasverband en pleistertape op de plaatsen waar het staal van de ASA zijn vlees binnen was gedrongen.

Carter had zichzelf niet herkend toen hij in de spiegel van de badkamer had gekeken. Hij zag er uit alsof hij door een kaasrasp was gehaald. Er liepen diepe sneeën over zijn gezicht en zijn ene oog was een donker paarsblauw van kleur en gezwollen. Maar dat was niets vergeleken bij zijn lichaam.

Terwijl een bewaker hem door de hal reed, dacht hij aan zijn voet. Die was niet meer te redden geweest, had Lieke uitgelegd. Het frustreerde hem mateloos. Het was het einde van zijn carrière als piloot (mocht hij ooit nog vrij komen uit deze gevangenis).

Hij werd een strak ingericht kantoor in gereden. Nog nooit had hij zo iets gezien. En hij zou het zo niet toegeven, maar het joeg hem angst aan. Het was duidelijk ingericht om te intimideren en dat was aardig gelukt.

Aan een zwart, modern uitziend bureau zat een man met zilvergrijs haar en ijsblauwe ogen die Carter onderzoekend aankeken. Beter gezegd, ze keken door hem heen.

Hij stond op en de jonge Kapitein kon zien dat wat hij droeg geen uniform was. Een scharlakenrood op maat gemaakt jasje over een zwart shirt zonder das of stropdas, op een zwarte pantalon.

De man bewoog achter zijn bureau vandaan met de elegantie van een danser. Wat deed deze man in het leger?

‘Ah. Kapitein Gareth William Carter.’ de man sprak met een Scandinavisch accent en op een verrassend vriendelijke toon. Een toon die niemand in een leger zou aanslaan tegen een krijgsgevangene. En vooral geen krijgsgevangene die een van hun basissen had weten op te blazen.

Carters vingers klemden zich om de armleuningen van de rolstoel om zijn nerveusheid te verbergen, dit werkte.

De man ging voor hem staan en leunde naar achteren tegen zijn bureau. Hij sloeg zijn armen over elkaar. ‘Laat ik me even voorstellen. Ik ben Generaal Björn Larsson. Ik heb jou persoonlijk uit dat vliegtuigwrak gehaald.’ Hij glimlachte vriendelijk, maar Carter dacht meer in die glimlach te zien. Was het walging? Vast wel. ‘Prachtig staaltje techniek, zo’n Solar Aircraft. Die zijn vast lastig te maken.’

Natuurlijk, dacht Carter. Ze willen weten hoe ze een ASA moeten maken. Zulke toestellen heeft de Noordwest Unie niet.

De Generaal boog naar voren tot zijn neus op nog maar een paar centimeter van Carters gezicht verwijderd was. Zijn ijskoude ogen hielden Carters blik vast met een intimiteit die Carter nog nooit tegen was gekomen.

´Jij weet vast wel waarom je hier bent, of niet Carter?’

‘U wil weten hoe je een ASA maakt, neem ik aan.’ Carter deed zijn best om de toon van zijn stem zo neutraal mogelijk te laten klinken. ‘Alleen ben ik niet de gene die u daarmee kan helpen. Ik ben maar een simpele piloot.’ Hier loog Carter. Natuurlijk wist hij hoe een ASA gemaakt werd, hij studeerde immers aan The Galilei Academy of Science!

De Generaal kwam met een geamuseerde blik overeind, bekeek de jonge Kapitein nog even aandachtig en barste daarna in lachen uit. ‘Maar jongen toch!’ proestte hij. ‘Je hebt ons allang geholpen! Door in ons gebied neer te storten. Mijn technici zijn allang bezig met het onderzoeken van jouw toestel. Binnen een paar dagen zullen ze hem kunnen na bouwen.’

Carter slikte. Dit was slecht nieuws.

‘Ach jongen toch.’ zei de Generaal op vaderlijke toon. ‘Trek het je niet aan. Je hebt goed werk verricht door in onze hinderlaag te lopen. Nu kunnen wij de ASA modificeren en zal die verschrikkelijke oorlog snel voorbij zijn.’ Hij glimlachte overdreven en Carter voelde zich misselijk worden.

Deze sadist deed hem huiveren.

‘U had deze hele oorlog kunnen vermeiden, Generaal. Maar dat weet uzelf net zo goed als ik.’

De Generaal deed een stap naar achteren. Hij had duidelijk niet verwacht dat Carter zou antwoorden, aangezien hij zo stil was geweest.

Carter vermande zichzelf. Hij zou zich niet zo snel laten verslaan. ‘Wat wild u van me, Generaal?’

‘Wat ik wil, Kapitein…’ hij sprak de titel spottend uit. De vriendelijkheid was meteen verdwenen. ‘Is dat jij voor me gaat spioneren.’

Carter fronste zijn wenkbrauwen. ‘En hoe denkt u dat voor elkaar te krijgen? Vliegen word onmogelijk in mijn conditie en ik neem aan dat u informatie uit Squadron Oberon wil hebben.’

‘Natuurlijk niet, daar zit allang een spion van mij. Waar ik jou wil hebben is jou conditie…’ de Generaal gebaarde naar de rolstoel. ‘Niet belangrijk.’

‘En waarom denkt u dat ik mijn land zal verraden?’ vroeg Carter op schampere toon.

De Generaal lachte, zette zijn handen op de armleuningen van de rolstoel en boog zo ver naar voren dat zijn mond intimiderend dicht bij Carters rechter oor kwam. Zijn stem was een laag gegrom toen hij zei; ‘Omdat voor elke man zijn familie zijn alles is.’

 

13:46 uur

Vastgeketend aan zijn bed dacht Carter aan verschillende dingen tegelijk. Waren zijn ouders en zusje veilig? Hij kon het dreigement van Generaal Larsson maar niet uit zijn hoofd zetten. Al was dat wel van groot belang wilde hij goed kunnen nadenken. Uitputting begon hem echter parten te spelen en zijn emoties namen het van zijn verstand over. Al snel kon hij nog maar aan één ding denken, Darcey.

Was het stom van hem dat hij haar niet had gebeld? Of bespaarde hij haar zo juist een hoop leed? Hij kon niet met zekerheid antwoorden.

Zijn gepieker werd onderbroken door een vlaag van misselijkheid die hem overviel. De inhoud van zijn maag eindigde in de emmer naast het bed.

Hij had zich lang niet meer zo gammel gevoeld. De laatste keer dat hij zijn ingewanden haast had uitgekotst woonde hij nog bij zijn ouders en had zijn moeder weer een reden om hem als haar kleine jongetje te behandelen. Zijn puberende zelf had dat gênant gevonden. Maar nu zou hij er alles voor over hebben om door zijn moeder ingestopt te worden of een thermometer onder zijn tong gestopt te krijgen.

Hij vroeg zich af of zijn ouders wisten waar hij zich nu bevond. Ergens hoopte hij van niet. Voor hen gold het zelfde als voor Darcey, wat niet weet wat niet deert.

Weer moest hij zichzelf overeind hijsen om over te geven, maar dit keer bleef het bij kokhalzen, zijn maag was leeg.

Kreunend liet hij zich terug in zijn kussen zakken. De riemen waarmee hij vast zat, sneden in zijn polsen en enkel. Zweet parelde op zijn voorhoofd. En hij vroeg zich af hoelang de morfine nog zou werken.

 

15:21 uur

Met een schok werd hij wakker. Er stond iemand aan zijn bed, zag hij vanachter zijn dikke zwarte wimpers die iets aan elkaar kleefden. Zijn zicht was nog wat troebel en hij knipperde de slaap uit zijn ogen. Hij wilde in zijn ogen wrijven maar realiseerde zich toen met ergernis dat hij nog vastgebonden zat.

Rise and Shine.’ zei een zangerige mannenstem en twee handen hezen hem overeind.

Carter protesteerde mompelend, omdat hij simpelweg de kracht niet had om zich te verzetten. Hij werd in de rolstoel gehesen en toen zag hij pas dat het een Soldaat was die hem uit bed hees en niet een zuster of dokter Van Veen.

‘Wat heeft dit te betekenen?’ wist hij uit te brengen.

‘Je gaat op transport Carter.’ antwoordde de Soldaat op zo’n neerbuigende toon dat het hem deed knarsetanden.

‘Kapitein.’ gromde Carter.

De Soldaat trok één wenkbrauw naar hem op. ‘Wat?’

‘Het is Kapitein Carter, Soldaat.’ Hij had er schoon genoeg van om zo belabberd behandeld te worden.

Grinnikend reed de Soldaat hem zijn kamer uit.

Hij voelde zich vernederd. Een Soldaat die weigerde hem bij zijn titel aan te spreken, gewoon om hem te kleineren! En dan waren er nog zijn kleren. De enige kleding die hij droeg was een pyjama, die veel te groot voor hem was. Wat gênant!

Hij werd door een aantal gangen gereden die na zijn mening allemaal op elkaar leken. Wat vreemd was aangezien zijn oriëntatie en observatievermogen erg ontwikkeld waren. Uiteindelijk gaf hij de morfine de schuld.

Hij begon zich af te vragen wat “op transport gaan” te betekenen had en herinnerde zich toen zijn geschiedenislessen over de tweede wereldoorlog, waarin “op transport gaan” eigenlijk betekende dat je naar je dood gereden werd. Wat waren ze met hem van plan? De Generaal wilde toch dat hij zou spioneren? Hij kon zichzelf niet antwoorden, niet helder nadenken. Hij voelde pijn en vermoeidheid, niet te vergeten honger.

Carter realiseerde zich dat hij even in slaap moest zijn gedommeld toen iemand tegen zijn wang tikte. Verward keek hij op, recht in de ogen van Lieke Van Veen.

Gedesoriënteerd keek hij om zich heen. Ze waren buiten. En Lieke maakte de laadklep van een legervrachtwagen open. Transport. Maar Lieke keek vriendelijk en Carter wist niet of hij zich zorgen moest maken.

Hij werd uit zijn stoel gehesen door de zelfde soldaat als die hem een aantal minuten geleden nog beledigd had door hem niet met zijn titel aan te spreken en overgedragen aan een man die geen uniform droeg, geen legeruniform maar ook geen ziekenhuisuniform. Hij werd de vrachtwagen in getild en in een stoel gezet. Zijn lichaam protesteerde hevig, maar hij deed zijn best om dat te negeren.

Lieke hees zichzelf de laadbak in, glimlachte naar hem en ging naast hem zitten. De laadklep werd dicht gemaakt.

‘Je moet nu vast opgelucht zijn.’ zei ze, hem over zijn arm wrijvend.

‘Waarom zou ik opgelucht zijn? Waar ga ik heen?’ Carter draaide zich zo snel naar haar toe dat hij ineen kromp van de pijn. Op dit moment stond hij strak van de zenuwen, veroorzaakt door het gevoel dat hij zijn leven niet meer zeker was.

‘Je gaat naar huis!’ riep Lieke verontwaardigd uit. Ze keek hem bezorgd aan. ‘Gaat het wel.’

Carter was nu zo bleek als een theedoek. ‘Naar huis? Nee, hij wil dat ik voor ze spioneer!’ Hij  begon zich te realiseren wat voor gevaren hem te wachten stonden. Wat er met hem zou gebeuren wanneer hij weigerde te spioneren. Beter nog, wat er met zijn familie zou gebeuren! Hoe moest hij dit aanpakken?

‘Oh Gareth…’ Lieke’s eerst zo vrolijke blik verdween als sneeuw voor de zon. ‘Het spijt me. Ik wist niet dat Larsson zoiets van plan was!’ Haar ogen vulden zich met tranen en ze deed grote moeite om die binnen te houden. ‘Sorry, ik ben ook altijd zo naïef. Ik heb Generaal Larsson altijd als een goede en meegaande man gezien. Ik wist niet dat hij tot zoiets in staat was!’

Carters eerste impuls was om Lieke tegen zich aan te trekken om haar zo te kalmeren. Dit deed zijn eigen spanning afnemen omdat het hem afleidde.

‘Heeft hij je bedreigd?’ vroeg Lieke zacht.

De legervrachtwagen begon te rijden.

Carter beet op zijn onderlip, aarzelend. ‘Ja.’ antwoordde hij toen. ‘Wanneer ik niet spioneer, zal hij mijn familie iets aandoen.’ Het onvermijdelijke gebeurde, hij brak.



© 2014 Saskia Zumdick


My Review

Would you like to review this Chapter?
Login | Register




Share This
Email
Facebook
Twitter
Request Read Request
Add to Library My Library
Subscribe Subscribe


Stats

279 Views
Added on March 14, 2014
Last Updated on March 14, 2014
Tags: Si-Fi, Love, War, YA, Solar, Aircraft, Pilot, Dystopian


Author

Saskia Zumdick
Saskia Zumdick

Velden, Limburg, Netherlands



About
Hello, I'm an nineteen-year-old Hobby writer and student Photographer. I write both in Dutch and English. I currently live and study in The Netherlands, where I was born. I hope you'll enjoy my.. more..

Writing