Hoofdstuk 5:
Air Raid
30 Juli " 2045
Achter vijandelijke linies
België, Franse Staten
16:
56 uur
Het monotone geronk van The Iron Raven gaf iets
rustgevends. Vooral als je bedacht dat ze
nu boven vijandelijk gebied vlogen. En nog niet eens zo heel hoog.
Carter haalde diep adem in een poging zijn zenuwen in
bedwang te houden. Volgens zijn radar waren ze bijna in Gent. Daar had de
Noordwest Unie een van de drie hoofdbasissen neer gezet. Dus was het nu hun
taken om die te ontmantelen, of beter gezegd te bombarderen.
‘Alles in orde daar, Luitenant Caron?’ vroeg Carter, die nog nerveuzer werd door het fijt dat
zijn Flight zo stil bleef. Het was zeker een kwartier geleden dat een van hen rapport
had uitgebracht.
De boordradio kraakte. ‘Zeker Kapitein. Alles rustig.’
Nu wat kalmer bekeek Carter het landschap beneden hem. Er
waren enkel een paar lichten te zien, de rest was duisternis. De Noordwest Unie
had verduistering in werking gesteld, zoals dat in de tweede wereldoorlog ook
gedaan was.
Stelletje idioten, natuurlijk waren de ASA’s uitgerust met night-vision camera’s.
‘Kapitein, afweergeschut gesignaleerd over achthonderd
meter.’ rapporteerde Korporaal Melbourne met een fractie angst in zijn stem.
‘Zend me de coördinaten Korporaal.’ Carter checkte zijn
night-vision scherm. Buiten dat er duidelijk een afweergeschut te zien was,
kreeg Carter nu de coördinaten door.
Meteen gaf hij het bevel om hoger te gaan vliegen. ‘Klim
naar 13 kilometer.’
Hijzelf klom als eerste, de rest volgde al snel zijn
voorbeeld.
‘Wat doen we, schakelen we hem uit?’ Kathy’s stem kwam
door op de boordradio.
‘Nee.’ besloot Carter. ‘We moeten de energie van onze
ASA’s besparen voor Gent. Wie weet hoe zwaar we het daar krijgen.’
Militaire Basis Y, Gent
België, Franse Staten
17:14
uur
Ze waren minder dan vijf minuten van Basis Y (de
militaire basis in Gent) verwijderd. Carter haalde het plan nog één maal voor
zijn geestesoog. Toen switchte hij de boordradio aan.
‘Maak jullie klaar, we gaan zo dalen.’ gaf hij door.
Zijn Flight antwoordde een voor een met: “Roger”.
‘Goed.’ Hij liet zijn stem zo kalm mogelijk klinken.
‘Onze taak is het vernietigen van de Basis zelf. Daar zijn laboratoria waar
nieuwe wapens worden ontwikkeld. Het gerucht gaat dat het
massavernietigingswapens zijn. Helaas hebben we dat gerucht nog niet weten te
bevestigen, we moeten dus op onze hoede zijn.
Zorg dat je niet te laag vliegt, wie weet wat voor
stoffen ze gebruiken voor de ontwikkeling van de wapens. Daarbij komt dat we
geen afweergeschut hebben gesignaleerd, maar dat is geen garantie.’
De Flight begon te dalen. Carter gaf de order om formatie
te breken, waar overigens niet iedereen het mee eens was. De ASA’s stoven alle
kanten op, geruisloos.
Maar al snel sprongen er grote zoeklichten aan die hun
ASA’s al snel deden oplichten.
‘Los je bommen zo snel mogelijk. Één voor één, vlieg
elkaar niet in de weg. De rest blijft even op een afstand. Vale, jij eerst!’
Carter liet zijn ASA rond de basis cirkelen.
‘Begrepen, sir.’
antwoordde Bennet en meteen dook zijn ASA op de basis af. Om vervolgens
de neus weer omhoog te trekken en op het zelfde moment een bom te lossen. Hij
steeg zo snel mogelijk en was net op tijd om de ontploffing te ontwijken.
Carters monitoren gaven geen giftige gassen of
radioactieve straling aan, ze hadden niets te vrezen.
‘Hamilton, nu jij.’ beval hij. Kathy schoot naar beneden,
de collectoren op de vleugels van haar ASA schitterden in de vlammen van de
vorige explosie voor zij ook een bom losliet en meteen weer steeg.
Een golf van vlammen en rook reikte de lucht in, alsof
het uithaalde naar de piloten, maar die zaten op veilige afstand.
De volgende was Caron, die er een show van maakte en
daalde in een spiraal waardoor zijn toestel diagonaal in de lucht hing.
Carter bekeek de schade. Drie bommen waren genoeg geweest
om de hele basis in de as te leggen. ‘We gaan.’ commandeerde hij.
‘Sir?’ vroeg Caron. ‘Even verderop zijn twee Gangars vol
militaire voertuigen. Wat doen we daar mee.’
‘Weet ik, Luitenant. Maar die laten we staan. Dat is niet
ons probleem.’
‘Maar Sir?’ Kathy voegde zich aan het gesprek toe. ‘Wat
als ze vliegtuigen omhoog sturen?’
‘Dan draait het uit op een Dogfight. Simpel zat.’
‘Ik vind dat we die ook plat moeten gooien.’ dat was
Bennet.
Carter zuchtte. ‘Nee. Terug in formatie, nu!’ De Flight
volgde zijn voorbeeld en al snel hingen ze in formatie in de lucht, nu al een
eindje van de basis vandaan.
Dit was precies wat hij haatte aan een luchtaanval. Hij
was van mening dat je de vijand de kans moest geven om zich te verdedigen. Door
de Hangars op te blazen zou hen die kans ontnomen worden. En er zat hem nog
iets anders niet lekker. Het fijt dat ze nog niet beschoten of aangevallen
waren. In hem waren de alarmbellen allang af gegaan, ze moesten zo snel
mogelijk weg.
Naast hem brak Caron formatie.
Vloekend hield Carter in. ‘Caron, terug in formatie en
wel onmiddellijk!’
Maar de Luitenant negeerde zijn orders.
De Kapitein gaf de rest de opdracht om terug te vliegen
(hij gaf daarmee Luitenant Vale de leiding) en zette de achtervolging in op
Caron, die weer richting basis vloog.
‘Godverdomme, waar denk je dat je mee bezig bent!’ Carter
probeerde hem in te halen, maar hij werd telkens af geschut. Zijn ergernis
mengde zich nu met angst toen de smeulende restanten van Basis Y in zicht kwamen.
De Hangars lagen verder op. Een zwaar gevoel van onrust bekroop hem. Ze vlogen
zo laag dat Carter verwachtte dat hij wel soldaten over de grond zou zien
rennen. Maar in plaats daarvan was de Basis uitgestorven.
Dit kon niet waar zijn! Ze konden toch niet iedereen in
één keer hebben uitgeroeid. Er waren altijd wel overlevenden. Maar waarom
renden er dan geen medici rond en haastten er zich geen soldaten naar de
Hangars om ten strijde te trekken?
‘Caron, nee!’ De
Kapitein kon de wanhoop niet meer uit zijn stem houden.
‘Je weet niets van oorlog voeren af, Kapitein. Je beging
een fout en die ga ik nu voor je recht zetten.’ gromde Caron ‘Bedank me later
maar.’
Een viertal rode lichtjes begonnen op Carters radar woest
te knipperen. Zijn ogen stonden nu wijd open van schrik. ‘Maak dat je weg komt
Eric! Het is een val!’
Meteen werden hun ASA’s gevangen in de bundels van de
zoeklichten en nog geen seconde later klonk het geratel van het eerste
afweergeschut.
Carter trok vloekend de neus van zijn toestel omhoog.
Maar het ging hem te langzaam. Vier afweergeschutte, alle vier ingebouwd in de
daken van de Hangars. Daarom had de radar ze ook pas zo laat gezien.
Over de boordradio kon hij Eric Caron horen vloeken in
het Frans. Maar hij wist aan de kogelregen te ontkomen.
In Carters cockpit ging een alarm af en het toestel begon
te schudden. Zijn ASA was geraakt! Zijn scherm gaf aan dat het de rechter
vleugel was. Hij bekeek zijn vleugel, waar nu dikke zwarte rook vanaf kwam.
Opeens was Caron nergens meer te bekennen. De Kapitein
vloekte binnensmonds. Als die idioot zijn orders niet genegeerd had, zaten ze
nu niet zo in de problemen.
Nog meer kogels boorden zich in de romp van The Iron
Raven. En op dit moment leek het wel of de ASA niet van staal was maar van
karton.
De Kapitein probeerde zijn toestel recht in de lucht te
houden, maar dat viel lang niet mee. Opnieuw werd het toestel onder vuur
genomen.
Carter slaakte een kreet van pijn. Een kogel had zijn rechter
bovenbeen gevonden en warm bloed doordrenkte de broekspijp van zijn jumpsuit.
Hij voelde zichzelf duizelig worden. Hij stuurde het toestel in een scherpe
bocht bij de basis vandaan. De ASA sputterde hevig tegen.
The Iron Raven begon nu hoogte te verliezen, en
snel. Gelukkig was hij nu buiten bereik
van de kogels. De Kapitein probeerde
zich op het vliegen te concentreren maar hij verloor teveel en te snel bloed. En
de ASA bleef maar dalen. Hij kon het niet tegen houden, alleen nog maar sturen.
Hij zou hier crashen, middenin vijandelijk gebied.
Nu moest hij ervoor zorgen dat de ASA in één geheel de
grond haalde. Wat nog moeilijk ging worden aangezien het toestel veel te snel
hoogte verloor.
Hij moest all zijn kracht inzetten om het naar een goede
landingsplaats te sturen. Die was er gelukkig wel, een weiland. Maar pijn joeg
door zijn lichaam, genoeg om zijn
bewustzijn te doen wankelen. Het duurde niet lang voor hij die volledig
verloor.
02 Augustus, 2045
Krijgsgevangenis, Vaals
Nederland, Noordwest Unie
05:03
uur
Er dreven wat verre geluiden van een gesprek zijn
bewustzijn binnen. Een gesprek dat gevoerd werd in het Vlaams. Maar Carter was
nog zo in zijn roes dat hij het niet kon volgen.
Langzaam werd hij zich bewust van zijn omgeving. Hij lang
in een bed. Zijn armen zaten vastgesnoerd met riemen, zijn linker been ook. Al wist
hij niet zeker of dat ook voor zijn rechter been gold maar hij was te zwak om dat
uit te kunnen vinden.
Hij merkte dat zijn ogen nog dicht waren, maar kreeg er
maar één open. Zijn andere ooglid leek wel vast te zitten en brandde.
Een kreun ontsnapte aan zijn lippen en hij voelde iets in
zijn slokdarm omhoog komen. Zover hij kon schoof hij naar de bedrand en kotste
toen zijn ingewanden haast uit. Zijn neus vulde zich met de zure stank van
braaksel en hij moest zijn adem even inhouden om te voorkomen dat hij weer
moest overgeven.
Zijn aandacht werd ineens getrokken door het geluid van
hoge hakken op een stenen vloer. Met zijn ene oog keek hij in de richting van
het geluid.
Er liep een jonge vrouw in een labjas op hem af. Onder
die labjas droeg ze een marineblauwe koltrui en een zwarte pantalon met
daaronder simpele bruinleren pumps.
Ze keek eerst naar de vloer, riep toen iets over haar schouder
en liep toen om het bed heen om vervolgens met een doek Carters mond af te
vegen.
Carter keek haar onderzoekend aan. Een arts, dat was
duidelijk. Ze had kort chocoladebruin haar en blauwe ogen. En die blauwe ogen
gleden nu aandachtig over het papierwerk dat ze in handen had.
Haar stem was kalm toen ze Carters gegevens oplas.
‘Kapitein Gareth William Carter, geboren op 07 Januari
2025 in London, nu dus 20 jaar. Squadron Oberon ASA Gevechtspiloot en student
aan The Galilei Academy of Science.’ nu keek ze Carter vriendelijk aan. ‘Zijn
deze gegevens correct?’ vroeg ze.
Carter knikte langzaam.
‘Goed.’ ging ze verder op de zelfde vriendelijke toon.
‘Mijn naam is Lieke van Veen en ik ben je arts voor nu.’
Lieke van Veen, dat was in ieder geval geen Engelse naam.
‘Waar ben ik?’ wist hij uit te brengen.
‘Je bevind je in de Krijgsgevangenis van Vaals.’
antwoordde ze, nog steeds vriendelijk maar met een treurige ondertoon in haar
stem.
Het leek alsof er zich een hand om zijn keel sloot en
zijn luchtpijp dichtkneep. Krijgsgevangenis. Nadat hij was neergestort hadden
ze hem natuurlijk hier heen gebracht. Hij was zijn bewustzijn verloren dus er
moeilijk zou dat niet geweest moeten zijn.
‘Je bent er slecht aan toe Gareth.’ Lieke sloeg haar ogen
neer. ‘Je hebt geluk dat je nog leeft.
Maar ik moet je helaas vertellen dat jij je leven aan je vijand te danken
hebt.’
Carters kaak verstarde. Hij keek haar aan vol ongeloof en
walging.
Hij siste zijn antwoord. ‘Ik was liever gestorven in mijn
ASA, zoals een gevechtspiloot hoort te sterven.’
Lieke zuchtte, duidelijk aangedaan door wat hij had
gezegd. ‘Ik snap hoe jij je voelt. Maar je moet iets begrijpen, Gareth.’ Ze
keek hem niet aan. ‘Ik behoor niet tot jou vijanden. Geen enkele dokter doet
dat, wij zijn onpartijdig, zover we kunnen.’
Toen ze hem weer aankeek zag Carter dat ze net zomin hier
wilde zijn als hij. Had hij een bondgenoot gevonden?
Hij knikte even, toen Lieke hem vragend aankeek.
Het was even heel stil. Beiden wisten ze niet wat ze
moesten zeggen. Tot Carter zich bedacht hoe hij in deze situatie verzeild was
geraakt.
‘Zijn er nog anderen van mijn Squadron hier?’ vroeg hij
en hij voelde een brok in zijn keel.
‘Zover ik weet ben jij de enige.’ antwoordde Lieke.
Opeens begon er een hevige pijn door zijn torso te gieren.
Zo heftig dat zijn lichaam ervan stuiptrekte. Hij probeerde een schreeuw te
onderdrukken maar er kwam een haast onmenselijk gejammer over zijn lippen.
Lieke verdween even, om vervolgens weer terug te komen
met een injectiespuit. ‘Morfine.’ zei
ze, voordat ze de naald in de binnenkant van zijn arm stak.
Langzaam begon de pijn
weg te ebben.
‘Beter?’ vroeg Lieke, de naald uit zijn arm verwijderend.
Carter knikte. Hij sloot zijn oog even in een poging
zichzelf te kalmeren.
‘Wat mankeer ik?’ vroeg hij, zijn ogen nog steeds
gesloten.
‘Oh Gareth…’ Lieke’s stem vulde zich met medelijden en
Carter keek haar geschrokken aan. De dokter vermande zich en oogde haar
papierwerk.
Ze begon een waslijst op te sommen. ‘Vier diepe
steekwonden in borst en buik, door metaal van het vliegtuigwrak. Kogelwond in
rechter bovenbeen. Twee gebroken ribben en…’ ze stopte even alsof ze hem iets
wilde besparen.
‘En?’ drong Carter aan.
‘Ze hebben je rechter voet geamputeerd.’ ze keek hem niet
aan, duidelijk bang voor zijn reactie.
Maar de Kapitein reageerde niet. Hij staarde naar het
plafond.