Proloog
27 Juli " 2035
Vliegbasis Port Oberon
Dover, Verenigd Koninkrijk
12:
28 uur
Vijf kinderen, allemaal gekleed in donkerblauwe overals
met op de borst het embleem van hun Squadron, stonden in een rij op
landingsbaan F3. Hun ruggen in de brandende zomerzon en geen schaduw voor op
z’n minst vijftig meter. Het embleem op hun borst was een schild met daarop een zwaard met vleugels. Daar
onder de tekst; “Squadron Oberon Solar Pilots”.
Deze vijf waren allemaal vijftien of zestien jaar oud.
Allemaal, behalve een. De middelste jongen van de vijf was een heel stuk
jonger.
Zijn haar was donker en lang tot op zijn magere
schouders. Vanachter het gordijn van haar dat voor zijn gezicht hing waren twee
grote groene ogen te zien. Hij als enige keek naar de grond.
‘Zo…’ een man in legeruniform met brede schouders en een
gemillimeterd witgrijs kapsel kwam naar de kinderen toe gelopen. ‘De nieuwe
rekruten. Daar zijn ze dan eindelijk.’ Hij glimlachte twee rijen vergeelde
tanden bloot. ‘En kijk eens wie we daar hebben!’ Hij opende zijn armen alsof
hij de jongste wilde omhelzen. ‘Gareth William Carter.’
De jongste keek nu op naar de man in uniform die nu recht
voor hem stond. De grijsaard keek hem aan met interesse.
‘Maar tien jaar, is het niet?’ De man boog dicht naar hem
toe. En Gareth knikte.
‘Goed dan.’ De man stapte achteruit, knipperend met zijn
ogen tegen het zonlicht. ‘Welkom op Port Oberon! Mijn naam is Majoor Ripley. Ik
zal jullie trainen de komende jaren.
Zoals jullie vast en zeker wel weten zijn jullie hier om
Solar Pilots te worden. Een gloednieuw soort soldaat, in staat om op
zonne-energie te vliegen. Squadron Oberon is het enige vliegsquadron ter wereld
dat gebruikt maakt van zonne-energie in gevechtsvliegtuigen. Daarom kunnen we
worden ingezet door elk land dat een verdrag met ons heeft.’ Hij keek ieder van
de nieuwe rekruten even aan.
‘Jullie voegen je bij de tien andere nieuwe rekruten in
Barak 12. Succes.’
En met die woorden vertrok de Majoor weer. De vijf
slenterden over de landingsbaan naar Barak 12 toe, de plaats waar ze de rest
van hun basistraining zouden verblijven.
In de barak vonden ze hun veldbedden, uniformen en
legeruitrusting. Ze werden er ontvangen door de tien rekruten die al eerder
waren aangekomen, ook zij waren vijftien of zestien jaar. De jonge Gareth was
dus duidelijk een uitzondering.
Hij viel meteen op. Zijn mederekruten drongen om hem
heen, stelden vragen.
Een zestienjarig meisje greep hem bij zijn bovenarm.
‘Waarom ben jij dan zo speciaal, hé? Onderdeurtje.’
‘Je kunt me maar beter niet onderschatten.’ antwoordde
Gareth kijkend naar het naamplaatje dat ze op haar borst onder het Oberon
embleem droeg. ‘Kathy Hamilton.’ Hij keek haar vuil aan, greep haar pols beet,
de pols van de hand waarmee ze zijn arm vast had, en drukte met zijn duim zo
hard aan de binnenkant ervan dat hij de slagader daarmee dicht zette. Al snel
moest Kathy zijn arm loslaten omdat er geen bloed meer naar haar hand stroomde
en die kracht en gevoel begon te verliezen.
Ze rukte haar pols uit Gareths ijzeren greep en wreef met
een vreemde uitdrukking op haar gezicht over de zere plek.
Ze bekeek Gareth aandachtig. ‘Je bent dus slim. Maar ga
je daarmee een Solar Pilot worden?’
‘Reken maar.’ grijnsde Gareth.
‘Zo mag ik het horen.’ lachte Kathy terug. ‘Ik mag jou
wel.’
Ze schudden elkaar de hand, als twee koningen die een
vredesverdrag sloten.